revolutie. Dat
Boudewijn de Groot daarbij in veel
gevallen gebruik maakte van de teksten van Lennaert Nijgh is eigenlijk niet
zo van belang. Hij en Lennaert
presenteerden zich als een soort twee-eenheid. Ik heb de één nooit helemaal
los kunnen zien van de ander. Het beeld dat opdoemt als je naar het vroege
werk van De Groot-Nijgh luistert is dat van jonge studentikoze een- lingen met een hoofd vol van poëzie,
een hart vol van idealisme, zo hier en daar aangelengd met een scheutje
anarchie. Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh waren mannen van hun tijd.
Dylan was een voorbeeld voor hun en zij waren weer een voorbeeld voor
anderen.
FIETSER
Met
het klimmen der jaren legden zij natuurlijk de onschuld af die hun songs
uit de jaren zestig mede kenmerkte .Hun liedjes werden meer gewoon. Hoe Sterk Is De Eenzame Fietser (Jimmy)
en Als de Rook Om Je Hoofd is
Verdwenen zijn voorbeelden daarvan. Ze zeiden nog wel iets over de
tijdgeest, maar ze misten toch de betovering van het begin. Daarbij kwam
dat de eenzame fietser niet eens meer bedacht was door Lennaert Nijgh. De
band tussen Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh werd losser en dat
betekende ook dat Boudewijn in zijn liedjes meer op drift raakte. Zijn
albums uit de jaren zeventig horen beslist niet tot het beste wat hij heeft
gemaakt. Maar ook al stel ik dat vast: een zekere kwaliteit hielden die
liedjes natuurlijk altijd. De Groot bleef goed zingen en zijn compo-posities werden nooit vervelend.
Hoe dan ook. Het was of Boudewijn de Groot zelf
besefte dat hij niet
meer zo heel veel toe te voegen had aan wat hij
al had meegedeeld. Na de