Nationalisme is ook uitsluiting
Scholieren moeten weer het Wilhelmus leren. Bij het debat over de regeringsverklaring riep Wilders uit: “Dit is mijn land”. En bijna unaniem, alleen de Dierenpartij deed niet mee, stemde de Tweede Kamer gisteren in met het voorstel om in de vergaderzaal de Nederlandse driekleur op te hangen.
In een tijd dat de globalisering door dendert, de inbreng van de Europese Unie groter wordt, de naam Mohammed al zo gewoon is, miljoenen elk jaar weer proeven van andere culturen, krijgen ook nationalistische gevoelens de overhand.
Een vlag ophangen, het Wilhelmus zingen. Nee, erg is het niet. Het is mooi als saamhorigheidsgevoelens opbloeien. Zonder binding kan een natie niet. Maar toch, een jaar of tien, twintig geleden voelde ik me niet minder Nederlander dan nu. Alleen vergat ik wel eens de vlag op te hangen als er een prinsesje jarig was.
Ook zong ik lang niet altijd het Wilhelmus mee. Niet goed, misschien. Maar als het Nederlands elftal won, ging ook ik uit mijn dak. Toen Ranomi Kromowidjojo in Londen de gouden medaille veroverde, was ik ontroerd.
Ach, nationalisme, gevoel voor het land waar je woont, geboren bent? Prachtig! Maar, herinner ik me, nationalisme was nog niet zo lang geleden de bron van allesvernietigende oorlogen. Nog steeds vinden in naam van menig land de ergste misdaden plaats. Het spijt me, maar op demonstraties anno 2017 zijn het niet de nationale vlaggen die mij vrolijk stemmen. Integendeel, ik word er verdrietig van. Zie mannen, vooral mannen, die terug willen naar tijden waarnaar geen zinnig mens terugverlangt.
Toegegeven, ook de Fransen, Duitsers, Britten en Italianen hangen vlaggen op. Ik heb Zweden zien huilen als die van hun gehesen wordt. Ook de Polen is het gegund. Maar laat het daar alsjeblieft bij blijven. Bedenk dat nationalisme gelijk staat aan uitsluiting van de ander.