Ze werkten hard, verdienden flink
Ze zijn met twee, drie miljoen of daaromtrent, de boze witte mannen en vrouwen. Jarenlang stemden zij op lieden die dachten en handelden als zij. Die voortkwamen uit eenzelfde soort vaders en moeders. Die begrepen dat het leven draait om werk, huis, onderwijs, gezondheid en pensioen. De boze witte mannen en vrouwen wisten dat het geld is van iedereen, dat verschillen niet te groot moeten zijn.
De boze witte mannen en vrouwen werkten hard en voelden zich verantwoordelijk voor het land, de provincie, de stad, de wijk waarin zij groot waren geworden. Ze hadden goed opgelet op school, hard gewerkt, flink verdiend. Ze hadden eerst gezaaid en toen geoogst.
Het waren de tijden van veel ups en weinig downs. Toen kwam de crisis. Er was een fors geldtekort, de schulden rezen tot recordhoogten. Lonen werden lager, ze moesten harder werken, velen raakten werkloos. De boze witte mannen en vrouwen meenden boos te mogen zijn, ook al omdat zij zagen dat anderen het zoveel beter en gemakkelijker hadden. Woonden in mooiere huizen, reden in dure auto’s, vlogen naar prachtige vakantieoorden.
Inmiddels is de crisis min of meer verleden tijd. Niettemin voelen de boze witte mannen en vrouwen zich meer dan ooit tekortgedaan, ook al omdat hun nieuwe buren andere talen spreken, naar andere kerken gaan, ander eten eten.
Ach jee, het is een oud verhaal. Twintig jaar geleden vonden de boze witte mannen en vrouwen gehoor bij prof. dr. Pim Fortuyn. Maar die werd in 2002 vermoord. Toen kwamen Rita Verdonk en Geert Wilders. De onvrede bij de witte mannen en vrouwen is alleen maar toegenomen. Ze zijn cynisch geworden. Misschien dat ene dr. Thierry Baudet hen begrijpt.