Afgelegen, tropisch en boos
(door Tjeerd Ritmeester) Nationalisme en protectionisme zijn terug van weggeweest. De handelsoorlog tussen China en Amerika, de opmars van rechtse partijen in Europa en een groeiend aantal autoritaire leiders vormen een beangstigende trend. Hoe internationaal deze trend is, blijkt ook in Papoea Nieuw-Guinea, het land waar ik de afgelopen twee jaar woonde en werkte. Afgelegen, tropisch, maar ook boos.
Toen James Marape drie maanden geleden aan de macht kwam als premier sprak hij zijn ambitie uit om van Papoea Nieuw-Guinea (PNG) het rijkste zwarte christelijke land ter wereld te maken.
Deze uitspraak deed de nodige wenkbrauwen fronsen. Met wie vergeleek de premier zich hier? Met Afrikaanse landen? En hoezo zou Papoea Nieuw-Guinea een zwart christelijk land zijn? Het land heeft geen officiële religie en zwart is bij lange na niet de enige huidskleur. Premier Marape moest zijn uitspraak nuanceren maar kon hem niet meer terugnemen.
Inauguratierede
Hoe het zij, de premier vergeleek Papoea Nieuw-Guinea met christelijke Afrikaanse landen die jarenlang hadden geleden onder het kolonialistische juk van westerse mogendheden. Het was nu tijd om op te staan en zelf te profiteren van de rijkdommen. In zijn inauguratierede hamerde Marape op de onafhankelijkheid van zijn land alsof het nog steeds wordt onderdrukt. Het voelt vreemd aan in Oceanië waar de tijd normaal gesproken wat langzamer lijkt te gaan.
Het kan niettemin snel gaan. Toen ik in 2017 arriveerde, was nog weinig te merken van de boosheid en stond het land bekend als lieveling van het IMF en de Wereldbank. Een liberale handelspolitiek en het stelselmatig verlagen van tarieven moesten het investeringsklimaat aantrekkelijker maken.
In 2018 zou bovendien de APEC-conferentie plaatsvinden van landen gelegen aan de Grote Oceaan die een economisch samenwerkingsverbond hebben, en dat was een unieke kans voor Papoea Nieuw-Guinea om in de schijnwerpers te staan. Buitenlandse bedrijven en investeringen zouden hun weg nog makkelijker vinden.
Niettemin was en is de onvrede voelbaar. De benoeming van Marape die al langer hamerde op een eerlijkere verdeling van de rijkdommen, bevestigt dat nog eens.
Intussen raakt de economie onder druk. Met name de lage internationale grondstofprijzen zijn daar debet aan. Ook is er veel corruptie. Grote bedrijven, vooral in de mijnbouw en energiesector, verdienen veel geld aan de natuurlijke rijkdommen maar Papoea Nieuw-Guinea merkt er zelf weinig van.
Het Amerikaanse Exxon-Mobil, bijvoorbeeld, pompt voor miljarden aan gas uit de grond maar veel omringende dorpen hebben niet eens elektriciteit. De verontwaardiging hierover wordt versterkt door Chinese bedrijven die vaak ten koste van lokale bedrijven, lijdend onder de economische malaise, grote projecten uitvoeren.
Bodemschatten
Marape en zijn politieke bondgenoten vinden dat landeigenaren en het land als geheel te weinig terugkrijgen. Dat wil hij veranderen. Nieuwe wetten en contracten moeten garanderen dat Papoea Nieuw-Guinea meer geld krijgt, dat landeigenaren worden gecompenseerd en de lokale economie kan meeprofiteren van de bodemschatten. Ook het midden- en kleinbedrijf moet delen in de winst en zorgen voor meer werkgelegenheid.
Als Marape de deur sluit, of alleen extra obstakels opwerpt, zullen buitenlandse bedrijven de benen nemen. Maar voorlopig kan zijn land niet zonder. Zij hebben de financiële mogelijkheden. De infrastructuur schiet schromelijk te kort. Geld voor verbetering ontbreekt. Ondernemers kunnen nergens op rekenen. De schuld wordt vooral gelegd bij buitenlandse bedrijven maar zoveel zijn er nu ook weer niet. Het land kampt bovendien met torenhoge schulden
Daarom zou de regering er alles aan moeten doen zich te richten op het stimuleren van investeringen. Papoea Nieuw-Guinea is een moeilijk en vooral duur land om zaken te doen. Pas na talloze investeringen, vaak met de nodige vertraging, maak je winst. Er zijn niet veel bedrijven die dat kunnen.
Grote buitenlandse bedrijven zijn dus ook nodig als het land zelf het geld niet heeft. In plaats van nog meer obstakels zou de regering juist een investeringsklimaat moeten opzetten waardoor het goedkoper wordt om zaken te doen. Als naast grote ook kleinere bedrijven in Papoea Nieuw-Guinea opkomen zit je op de juiste weg. Zij zorgen voor de echte werkgelegenheid.
Dat alles maakt de onvrede begrijpelijk. Het land profiteert niet van de rijkdommen die het heeft. Maatregelen zijn gerechtvaardigd. De nationalistische en protectionistische retoriek helpt echter niet, al is het maar omdat de grote buitenlandse bedrijven nodig blijven voor de zo noodzakelijke ontwikkeling.