In Aalst (B) is antisemitisme humor
“Humor, relativeren, de draak steken met de gevestigde orde”, is het motto van de carnavalsverenigingen, De Zwiejtollekes, de Vismooil en wie weet van hoeveel andere feestgangers in het Belgische plaatsje, Aalst. Dus moesten de Joden eraan geloven, net als vorig jaar. “Die lieten zich toen zo geweldig kennen. ’s Kijken of ze dit jaar weer op de kast zullen springen. Want humor. Lachen. Aalst. België, Vlaanderen. Carnaval. Ha ha”.
Hoe een buitenstaander over de Aalster humor ook mag denken, de carnavalvierders in Aalst zijn geslaagd in hun opzet. Misschien is het succes nog wel groter dan vorig jaar toen carnavalsvereniging de Vismooil de toeschouwers trakteerde op een wagen volgestouwd met mensen die haviksneuzen op hadden en grote zakken geld droegen. Mensen. Joden natuurlijk.
“Moet kunnen. Sterker nog wie die humor niet begrijpt, begrijpt niets van het Carnaval”, vond burgemeester d’Haese toen al. Dus negeerde de burgemeester die lid is van de N-VA de protesten. Trok zich niets aan van de UNESCO die de Aalster Carnavalsoptocht schrapte van de lijst van het cultureel erfgoed. De voorstellingen van Joden deden te veel denken aan de karikaturen die vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog in zwang waren. Hier was sprake van antisemitisme.
Vervolgens sloeg burgemeester d’Haese alle waarschuwingen voor een herhaling in de wind. “Ik ben burgemeester, geen censuurmeester. Ik bepaal ”, reageerde hij op de oproep van de Israëlische minister van buitenlandse zaken, Katz, om de carnavalsoptocht af te blazen. De minister was ter ore gekomen dat de Aalstenaren er dit jaar nog een schepje bovenop zouden doen. Met Joden, uitgedost als insecten.
De optocht ging door. Het persbureau Belga tekende op uit de mond van een Zwiejtolleke: “Dit is Aalst. Wij lachen met iedereen, behalve met Dutroux, de Bende van Nijvel en de genocide in Rwanda. Dat was tè erg. Maar de Holocaust? Ach jee, dat is allemaal zo lang geleden. Dat staat zo ver van ons af. Ik was niet eens geboren, toen”.