Job Cohen leeft weer
Twee weken na Parijs, is het wel duidelijk. Het theedrinken van Job Cohen mag het doelwit zijn van onverbloemde hoon, wie zijn oor te luisteren legt, zijn ogen de kost geeft, weet beter. Het Westen zoekt de constructieve dialoog en hoopt zo de moslimgemeenschap niet van zich te vervreemden.
De Franse president François Hollande verrichtte de aftrap. Onverwachts bezocht hij vorige week al het Instituut voor de Arabische Wereld in Parijs, om een duidelijk onderscheid aan te brengen tussen de overgrote meerderheid van gematigde moslims en de radicalen. “De moslims zelf lopen het grootste gevaar. We moeten hen beschermen”, aldus de president die, blijkt uit de peilingen, handelt tot tevredenheid van de kiezers.
In Nederland maakt minister Asscher eenzelfde soort bewegingen. Job Cohen leeft weer. ”We kunnen niet accepteren dat terroristen de islam kapen. Moslims horen bij Nederland”. New York Timescolumnist Thomas Friedman wond zich er zelfs over op, hoe omzichtig president Obama in de State of the Union om de hete brij bewoog. Alsof IS en de radicalen niets te maken hebben met de islam.
Het is een strategie. De moslimgemeenschap erbij houden. De dialoog gaande houden. Daar is ook niets mis mee. Punt is dat diezelfde strategie al gauw leidt tot het meegaan met de houding dat de moslims het kind van de rekening zijn. Dat terroristen vooral ontvankelijke jongeren zijn, de lone wolves, de kanslozen die zich gediscrimineerd voelen, een identiteit zoeken. Dat, kortom het extremisme niets met de ware islam van doen heeft.
Gisteren nog toonde het bestuur van een moskee in Helmond zich geschokt dat een radicale imam op de sprekerslijst stond. Dezelfde imam was ook in Verviers opgedoken. Moslims individueel zijn niet voor verantwoordelijk voor de terreur. Natuurlijk niet. Maar als het moskeebestuur al geen onderscheid kan maken tussen de ware islam die vrede zou betekenen en de extremistische variant, geeft dat toch te denken.