Onomkeerbaar is er niets
De oude tegenstelling tussen links en rechts is niet meer. Bijna overal in West-Europa staan de traditionele partijen op groot verlies. Je leest en hoort vaak, deze dagen. Zelfs zou er sprake zijn van een onomkeerbaar verschijnsel.
Maar is het ook waar? Zeker, in 1994 leken PvdA en VVD die conclusie te bevestigen toen zij besloten een coalitie te vormen. Was D66 toen nog als derde partij noodzakelijk, in 2012 meenden de sociaaldemocraten en liberalen het met z’n tweeёen af te kunnen.
Het land heeft het geweten. Het kabinet-Rutte II is het eerste kabinet dat deze eeuw de volledige regeringsperiode zal voltooien. En net als in 2002 dreigen de kiezers massaal weg te lopen. Toch is het te vroeg voor de conclusie dat de links-rechts tegenstelling niet meer bestaat. Integendeel zelfs. Kiezers zijn vooral ontevreden omdat hun partijen te veel concessies moeten doen. Ze herkennen zich niet meer in de besluiten die voor hen ertoe doen.
Als links staat voor solidariteit, een grotere invloed van de overheid en rechts voor individualisme, een kleinere overheid staat de tegenstelling recht overeind. Zelfs lijken de groepen scherper tegenover elkaar te staan. Dat links in zetelaantal achteruit gaat, lijkt een feit.
Maar onomkeerbaar? In 2012 nog was de PvdA op een haar na de grootste. Vier, vijf jaar stond de Duitse SPD ver achter bij de CDU van bondskanselier Angela Merkel. Schulz is nog maar nauwelijk de tegenkandidaat of de SPD heeft haar achterstand alweer goedgemaakt.
Nee, onomkeerbaar is er niets. En de links-rechtse tegenstelling is springlevend.