Verschrikkelijk wat hier gebeurt!
Gitzwarte lucht is over de stad heen gevallen. Koude regendruppels miezeren traag neer. Een hond, het hoofd naar boven gericht, doorklieft de stilte met een langgerekt, angstaanjagend gejank. Twee katten miauwen hun ijselijk gezang. De paar bewoners die zich op straat durven te vertonen, hebben de hoofden diep gebogen. Fietsers fietsen. Een auto heeft de weg voor zich alleen. De gevallen bladeren bevestigen het beeld: Hier heerst diepe rouw.
Een jaar geleden waren de 200.000 inwoners, jong en oud, man en vrouw, niemand uitgezonderd, er nog van overtuigd dat het ergste leed geleden was. Toegegeven, het eeuwfeest was in het water gevallen, de titel opnieuw verspeeld en de platte kar stond zwaar onder het stof in een verre hoek van de immense schuur. Maar Eindhovenaren zijn Eindhovenaren. In hen zit de participatiemaatschappij ingebakken. Wat crisis? Wat werkloosheid? Dalende huizenprijzen? Massaal stroopten zij de mouwen op. Zij zetten zich schrap: “Tot hier. Slechter kan het niet. We drinken de beker leeg tot en met de laatste drup. En beginnen opnieuw”.
Niets trok de trotse stad zich aan van het geschimpscheut, de dreinende, treiterende, honende schaterlach die van boven de rivieren in schier nooit ophoudende golven naar beneden rolde. Trotse afstammelingen hielden zelfs een fantastisch feest in Amsterdam, het hol van de leeuw. “Het Wonder van Eindhoven”, leerde de hoofdstedelingen nog geen jaar geleden dat zij de boot gemist hadden. Dat de toekomst haar plek gevonden had, niet toevallig in de geboortestad van de NV Philips, de Lichtstad, het hart van de slimste regio ter wereld.
Maar dan volgt een mokerslag. O God. Een rode kaart, vijf, zes gele prenten, twee strafschoppen, de scheidsrechter en drie doelpunten tegen. Geen bal die bij een teamgenoot arriveerde. Een trainer die radeloosheid, moedeloosheid en machteloosheid uitstraalt. Wiens ogen de wereld inkijken, zò droef.
Het is domweg te veel. De mannen, vrouwen, jongens en meisjes voelen zich voer voor de wolven. Woedende media ruiken bloed, maar de Eindhovenaren hebben geen aanmoediging nodig. Direct na de wedstrijd eisen zij uitleg. In de maanloze, miezerige nacht vinden daarop geheimzinnige ontmoetingen plaats. Rookbommen liggen al klaar. Vuurwerk wordt razendsnel en massaal ingeslagen. De voorhoede van mannenbroeders hecht gezichtsbedekkende maskers vast aan de kragen van stoere winterjacks. Roodwitte tattoos krijgen een laatste poetsbeurt. Op afroep vindt een digitaal bombardement plaats. Een leider wordt gekozen. “Ja, nu! Het uur U”!
Niks Herdgang. Òp naar het stadion aan de Frederiklaan, en vandaar naar het Stadhuisplein. Staalharde eisen staan op papier. Laat de hoge heren hun bonussen inleveren. Weg met de burgemeester! Onze prachtige club gaat ten gronde. Eén doelman, drie verdedigers, twee middenvelders en twee echte spitsen erbij! Zo niet dan breekt de pleuris uit. Gaan we los! Opstand! Revolutie! Alles voor de stad! Voor ons leven! Voor het hart! Voor de club! Voor ons PSV. Want meneer, het is verschrikkelijk wat hier gebeurt. Verschrikkelijk. Heel, heel erg verschrikkelijk.