Vóór de grote klimaatverandering
Het was koud gisteren. Zestien graden moet het zijn geweest. Het voelde aan als hooguit tien. Keiharde regenbuien vielen urenlang. Windvlagen pakten mijn paraplu. Doornat was ik. Nog natter was de hond.
Vandaag is het weer zo’n dag, melden de weerbureaus. Ach, van lang geleden herinner ik me het nog wel. De regenbuien die dagen, weken, maanden duren konden. Ook hagelen kon het, heel hard. Was de appeloogst weer vernietigd. Maar dat was van vèr voor de grote klimaatverandering, toen we nog in een zeeklimaat leefden met zijn koele, natte zomers en het wisselachtige winterweer.
Intussen had ik me al helemaal aangepast aan de milde winters, hete zomers die nu eenmaal horen bij het subtropische klimaat. Ik was er ook heel tevreden mee. Elke dag in korte broek. Fluiten op de fiets. IJsje aan de mond. Alleen de palmbomen ontbraken. Maar wie weet, kwamen die nog.
En dan nu dit. Koud, doorweekt voel ik me. Zie de zware donkere luchten die blijven hangen.