Column Tjeerd Ritmeester

Nederland Eerst, Engeland Eerst

(door Tjeerd Ritmeester)
De Europese zakenwereld heeft een turbulente week achter de rug. Voor het eerst sinds lange tijd ging het niet over de impact van het nieuwe Amerikaanse bewind op de Europese economieёn, maar over bedrijfsovernames. Overnames met verstrekkende gevolgen. Terwijl velen  bezorgd waren over ‘America  First’  lijkt het erop dat in Europa zich iets soortgelijks voltrekt. Niet Europa eerst of Brussel eerst, maar Groot-Britanniё eerst, Nederland eerst, en Duitsland eerst.

Het belangrijkste nieuws was de mislukte poging van de Amerikaanse consumentenproducten-gigant Kraft Heinz om zijn Nederlands-Engelse rivaal Unilever over te nemen. Het ging om een bod van ongeveer 135 miljard Euro. Dit zou de op-een-na grootste deal ooit zijn geweest. Het mag gezegd worden; een duizelingwekkende prijs.

Het bestuur van Unilever was echter niet onder de indruk en topman Paul Polman stelde dat dit bod het bedrijf fundamenteel onderwaardeert. Normaal gesproken zou de discussie zich toespitsen op typische zorgen zoals Amerikaanse voedselstandaarden in Europa en de vraag, hoe een machtig Braziliaans-Amerikaans investeringsfonds achter Kraft Heinz, genaamd 3G Capital, met een agressief winst-maximaliserende strategie het gematigde en het op duurzaamheid gerichte beleid van Unilever zou ondermijnen.

Toch was het deze keer anders. Voedselstandaarden en agressieve Amerikaanse beleidsstrategieёn werden zeker genoemd maar eerder ter ondersteuning van een grotere Europese overpeinzing. Wat is er aan de hand met onze economische dominantie? was in elk geval het belangrijkste thema in de Nederlandse en Britse media.

Analisten en journalisten concludeerden dat de deal ten koste van alles voorkomen moet worden. Britse politici luidden de noodklok. Unilever wordt niet alleen beschouwd als het tweede grootste bedrijf ter wereld voor consumentenartikelen. Het is ook een belangrijk boegbeeld van de Nederlandse en Britse economie. Alsof je een stuk van je nationale trots inlevert. De publieke verontwaardiging was dan ook groot. Het deed in ieder geval Warren Buffett en Jorge Paulo Lemann, twee van de 3G Capital investeerders, overtuigen om hun pogingen Unilever te staken.

De vraag hoe het zover heeft kunnen komen, is niet lastig te beantwoorden. Britse bedrijven zijn op dit moment relatief goedkoop dankzij Brexit. Het besluit de EU te willen verlaten heeft de Britse Pond flink onder druk gezet. De Britse politiek is zich hier terdege van bewust. De ‘Financial Times’ refereerde in een artikel aan de speech van Theresa May vlak voor haar benoeming als premier in juli vorig jaar.

In deze speech keek de premier terug op twee recente pogingen tot overname in Groot-Britanniё, de overname van chocolademaker Cadbury door Kraft Food, en de mislukte poging in 2014 van de Amerikaanse pharmaceut Pfizer om zijn Britse rivaal AstraZeneca over te nemen. “Nooit meer”, was de boodschap.

Nù, met de recente ontwikkelingen rondom Unilever, zoekt Downing Street naar manieren om te interveniёren en vijandige overnames te voorkomen als die deze een negatieve invloed op de Britse economie hebben. Dit zou een radicale koerswijziging zijn voor de Britse politiek die sinds Thatcher altijd zo weinig mogelijk overheidsbemoeienis propageerde.

Een economisch patriottisme dus, terug van weggeweest. De gevoeligheden rondom Brexit hebben de verontwaardiging des te groter gemaakt. Toch gebeurt het net zo goed in andere Europese landen. Toen de Britse media schande sprak over het bod van Kraft Heinz, concludeerden sommige buitenstaanders dat de Nederlandse politiek opmerkelijk rustig bleef hoewel de Nederlandse belangen in Unilever misschien veel groter zijn.

Premier Mark Rutte stelde in Het Financieele Dagblad dat het kabinet de ontwikkelingen rondom Unilever op de voet volgt maar bleef erbij dat het in eerste instantie om een aangelegenheid tussen twee bedrijven gaat. Het kabinet zou alleen de mogelijkheden onderzoeken om in actie te komen wanneer de deal slecht dreigt uit te pakken voor de Nederlandse samenleving. Een traditioneel antwoord zou men kunnen zeggen.

Toch is dit dezelfde regering die een paar dagen voor het bod van Kraft Heinz, bekend maakte een wet te willen voorbereiden die het mogelijk maakt voor de regering een overname van een Nederlands bedrijf te voorkomen indien gewenst. In de Nederlandse en Britse pers werd deze wet ook al het ultieme noodmiddel genoemd om Unilever te redden uit Amerikaanse handen. Grote publieke verontwaardiging was in Nederland nog niet nodig, maar de wapens werden wel degelijk in gereedheid gebracht.

Wanneer Europese bedrijven dreigen opgekocht te worden door grote buitenlandse bedrijven, zouden intensievere Europese samenwerking en integratie wellicht een oplossing bieden.

Wààr of niet, het tegenovergestelde lijkt te gebeuren. Ook dit werd afgelopen week duidelijk. Het Amerikaanse General Motors maakte bekend de Duitse dochteronderneming Opel te willen verkopen aan het Franse Peugeot. De Duitse bondskanselier Angela Merkel uitte snel haar zorgen omtrent de economische gevolgen en Duitse banen die op het spel staan.

Toch leek er meer aan de hand. Berlijn was in shock. Merkels regering werd onverwachts geconfronteerd met het vooruitzicht een groot en zeer Duits bedrijf te verliezen aan een rivaal. Het maakte niet uit dat  het om een Frans bedrijf ging. Het hielp evenmin dat Bernard Cazeneuve, de nieuwe Franse premier, de overname ‘vergat’ te melden tijdens zijn bezoek aan Berlijn enkele dagen eerder.

Hoe het zij, Berlijn was verre van blij. Carlos Taveres, de Portugese CEO van Peugeot, zal nu naar Berlijn en Londen (ook het Britse bedrijf Vauxhall is onderdeel van de overnameplannen) moeten reizen om niet alleen zijn bedrijf te vertegenwoordigen maar de gehele Franse natie.

Drie nieuwsfeiten in slechts een week. Alle onderstrepen de opkomst van economisch patriottisme. Het tijdperk van grenzenloos kapitalisme en globalisering lijkt voorbij. Overnames als deze, hoe pijnlijk ook, werden enkele jaren geleden nog als volstrekt normaal beschouwd. Er zou zeker gedemonstreerd worden tegen buitenlandse standaarden of het vooruitzicht banen te verliezen, de overheden zagen de risico’s als acceptabel. De markt moest zijn gang kunnen gaan.

Tijden veranderen, en niet alleen in Groot-Britanniё. Deze keer gaat het om ikonische bedrijven als Unilever en Opel. Maar hebben we de garantie dat het hierbij blijft? Vince Cable, de voormalige Britse ‘business secretary’, stelt in de ‘Financial Times’: “Dankzij de  devaluatie blijft het probleem dat talloze andere bedrijven op het spel staan, bedrijven met een minder grote naam dan Unilever”.

Hoe privaat zijn ‘onze’ bedrijven nog? is dan de logische vraag. Economisch patriottisme maakt een opmars. Bedrijven vertegenwoordigen landen, zijn de boegbeelden van onze economische slagkracht, en nog veel belangrijker, buitenlandse bedrijven, ongeacht waar ze vandaan komen, kunnen niet zomaar onze landen binnenwandelen en kopen wat ze willen. Alleen wij mogen dat doen!

 

 

Bent u het eens met de schrijver? Of juist niet? Geef uw mening!

De Krant met een Mening