Neoliberalisme kraakt in voegen
Vijfentwintig jaar geleden stortten communistische dictaturen als kaartenhuizen ineen, de Muur was gevallen, de Koude Oorlog geëindigd, en niet lang daarna raakte de westerse elite in de ban van Francis Fukuyama’s ‘The End of History and the Last Man’, de overwinning van het democratisch-liberaalkapitalistische model. Het Westen wint. Het socialisme is niet meer. Het einde van de geschiedenis, dus.
Onzin natuurlijk, heeft de schrijver allang en breed toegegeven, maar het neemt niet weg dat de jaren 1990 het Westen vervulden met gevoelens van triomfalisme en de heilige overtuiging van het grote gelijk die winnaars op de borst doen slaan en ervan overtuigen aan de goede kant van die geschiedenis te staan.
De economie groeide en bloeide, de beurzen explodeerden en de oude dictaturen omarmden het kapitalisme. Het communisme had afgedaan, maar nu raakte ook de westerse sociaaldemocratie besmet. In de Verenigde Staten en Groot-Brittanniё predikten president Ronald Reagan en ‘IJzeren Dame’, Margaret Thatcher , al bijna een decennium de kapitalistische heilstaat. “De overheid is het probleem”, is de leuze die Republikeinen en Conservatieven nog altijd met verve hanteren, er trouwens zoveel succes mee hadden dat ook gematigd links het neoliberalisme omhelsde.
Steeds vastere voet kreeg het liberaalkapitalisme, ook op de Europees continentale grond. Zo vast dat het, ‘er is geen alternatief’, tot in de diepste krochten van de politieke en ambtelijke elite is doorgedrongen. In die zin is de Europese Unie dan ook vormgegeven.
Paal en perk stellen aan de uitwassen van enig model, is een taak van de politiek. De kosten van de verzorgingsstaat waren hoog, misschien te hoog, maakte soms wel lui. Maar niet alleen socialisten, ook kapitalisten hebben zo hun gebreken. In elk geval zijn zij niet in staat gebleken een economische crisis te voorkomen. Integendeel, zoals iedereen weet. Maar anders dan in 1980/1990 krijgt het alternatief geen voet aan de grond. Tot nu toe, tenminste.
Intussen kraakt het neoliberalisme in zijn voegen, en dat gegeven is een gevaar op zich. Hoewel de glans eraf was, er een Derde Weg voor moest worden ingeslagen, wisten de tot het neoliberalisme bekeerde sociaaldemocraten zich tot voor kort redelijk te handhaven. Maar nu is er geen houden meer aan. Kiezers lopen in steeds grotere getale weg. De één wil de politici dwingen een alternatief te zoeken, een ander haakt domweg af of zoekt zijn heil in extremere partijen.
De machtspositie van de neoliberalen lijkt echter onaantastbaar. De neoliberalen hebben dan ook hun voorzorgsmaatregelen genomen en hun principes in beton gegoten. Alleen vergeten zij voor het gemak dat in het Westen liberaalkapitalisme en democratie onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden, en dat het alternatief past bij democratie zoals een dak bij het huis. Andersdenkenden serieus nemen, je ongelijk durven toegeven, horen erbij.
Niet daarvan, geen sprake van. Veel liever wijzen de neoliberalen op het succes van China, gaan ze in zee met Poetin dan zij erkennen dat de Franse econoom Piketty een punt heeft als hij waarschuwt voor het grote verschil tussen Rijk en Arm, laat staan dat zij een serieuze dialoog aangaan met ene Paul Krugman voor wie Keynes een economisch ijkpunt is.
Nog kennen we vrijheid van meningsuiting, geldt de vrijheid van het individu, is de rechtspraak onafhankelijk. Bij economie gaat het om brood op de plank, om werk, om de verwezenlijking van behoeften. Ook daarop zijn de democratische principes van toepassing. Keuzes moet je doen, maar voor een democratie is het van levensbelang dat alternatieven aan bod komen, een serieuze dialoog plaatsvindt voordat de beslissing valt.
Doe je dat niet, voelen groepen mensen zich al gauw tekortgedaan, misschien wel uitgesloten, met alle gevolgen van dien. Het begint met een opruiend artikel, met protest. Een staking. Onvrede kan op talloze manieren een uitweg zoeken. Ruzie? Oorlog, misschien. Voordat je het weet, is er een politicus die meent dat hij een speciale opdracht heeft. En zoveel is zeker, het afsluiten van alternatieven, getuigt niet van een gezond zelfvertrouwen in het democratisch-kapitalistische model, veel eerder van het tegendeel.
Eén reactie
Tjeerd S. Ritmeester
Het neoliberalisme maakt uiteindelijk zichzelf kapot. De overheid wordt bij elke crisis en bezuiniging kleiner en kleiner. Aangezien het doel van het neoliberalisme is om op zeer korte termijn grote hoeveelheden geld te genereren zal deze ontwikkeling voorlopig ook blijven (zie nu na Europa China bijvoorbeeld). De vraag is, wanneer er eigenlijk niet meer bezuinigd kan worden, wat er dan gebeurt? Waar maakt het neoliberalisme plaats voor?
Het Russische model dat op zichzelf al een extreem uitvloeisel is van het neoliberalisme? Het Chinese model dat de pseudo-Maoistische variant is van het Westerse neoliberalisme?
De vrees is er dat we vooral naar de machthebbers moeten kijken, wie zijn er in staat verandering door te voeren, aangezien het neoliberalisme de stem van het volk ondermijnt zullen veranderingen niet van onderop verwacht hoeven worden. Het alternatief is echter minder rooskleurig voor hen die waarde hechten aan de traditionele vorm van democratie.