DE ECHTE ECONOOM MOET

HET MAAR EENS UITLEGGEN

 

 

De echte econoom moet het maar eens uitleggen. Ik zal goed luisteren, nog eens proberen te begrijpen. Maar vooralsnog heb ik het er vooral moeilijk mee, zeker nu ik heb begrepen dat de inruilwaarde van de gulden in 1999 twee euro had moeten zijn, en niet 2,21.

Het was op het nieuws. Dr. Brouwer, directeur van de Nederlandsche Bank, vertelde dat de gulden  4 à 5 procent te goedkoop werd ingeschaald. Maar volgens de ook toen al verantwoordelijke minister van financiën, dr. G. Zalm was het helemaal geen nieuws. Hij wist ervan, had bewust gehandeld, kon niet anders. De Nederlandse munt was nu eenmaal vastgeklonken aan de Duitse mark, en die munt was, zoals evenzeer bekend, in moeilijkheden geraakt door de wijze waarop de Duitse eenwording werd gefinancierd. Een cadeautje nog van de toenmalige bondskanselier Helmut Kohl, waar wij als Nederlanders dus een aardige duit aan hebben meebetaald. We konden het ons veroorloven moeten Zalm en zijn advieseurs hebben gedacht.

 

 

 

 

 

Immers, onze economie floreerde, die van Duitsland zuchtte onder zware lasten. In andere tijden zou een revaluatie op z’n minst serieus overwogen zijn, maar de gulden zat vast aan de mark, in goede en dus ook in minder goede tijden.

 

BEREKENING

Er waren redenen voor, om een revaluatie niet te overwegen. Zo herinnerden de financiële experts zich in 1999 maar al te goed  de gevolgen van de beslissing van de directeur van de Nederlandsche Bank, dr. W. Duisenberg, de latere president van de Europese Centrale Bank, om de gulden voor één keer niet met de mark mee te laten. Dat was niet goed gevallen. “Eens, en dus nooit weer”, namen de experts zich heilig voor, en zij hebben woord gehouden.

“De euro”. “Het stabiliteitspact”,  dat de lidstaten verplicht tot een begrotingstekort dat de drie procent niet mag overschrijden. Zij zouden de alleen maar goede impulsen kunnen geven. De Nederlandse burger kon alleen maar profiteren. Maar niettemin, en toch ….het knaagt, iets onbestemds.

Een berekening:  Stel, in 1999 een maandsalaris van ongeveer 4000 gulden. Dat werd dan 4000 : 2,21 = ongeveer 1809 euro. Met een inruilwaarde van twee euro zou dat bedrag zijn uitgekomen 400 : 2  = 2000 euro, een nadelig verschil dus van 190 euro, elke maand weer. En dat al zes jaar lang. Natuurlijk, daar staat tegenover dat dezelfde burger voordeliger uit was bij de omrekening van vaste lasten die voor de invoering van de euro waren aangegaan.

 

ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN © 2005 GJ RITMEESTER

 
Tekstvak:  Tekstvak: ACTUEELTekstvak: CONTACTTekstvak: COLOFONTekstvak: ARCHIEFTekstvak: SITE MAP

Tekstvak: LINKS

Tekstvak: DEBAT